Rozen snoeien duidelijk uitgelegd

  • Gewone perkrozen zoals de stijve theehybriden en polyantha-, floribundarozen en de meeste ‘English Roses’ worden voor de winter ingekort op ongeveer 40 cm. In het voorjaar snoei je de takken terug op een naar buiten gericht oog. Dan blijven de struiken redelijk open in het midden en kan de wind er doorheen blazen. Als je lage struiken wil, mag je de rozen niet hoger snoeien dan 20 cm. Slappe twijgen en dood hout worden altijd grondig weggeknipt. Het juiste ideale tijdstip van de voorjaarssnoei ligt tussen half februari en eind maart. Een vuistregel is dat het snoeien van rozen best samenvalt met het ogenblik waarop ook het gazon weer tekenen van groei vertoont.
  • Oude rozen en parkrozen hoeven maar weinig gesnoeid te worden: alleen de oude, beschadigde en afgedragen takken worden weggenomen. Om ze te fatsoeneren kun je de meeste doorbloeiende rozen in het voorjaar op ongeveer 60 cm terugsnoeien. Je kunt de takken echter ook langer houden en zelfs een keertje niet snoeien. Elke parkroos en elke struikroos heeft een eigen karakter. Ervaring is de beste leermeester.
  • Eenmalig bloeiende klimrozelaars kun je na de bloei insnoeien tot op de stevige jonge scheuten. Zo zal de plant volgend jaar nog veel spectaculairder bloeien. Als je van doorbloeiende klimrozelaars de verwelkte bloemtrossen wegsnoeit, zullen er meer bloemen verschijnen. Begin maart neem je de oude afgedragen en de verdorde takken weg. Dan zal de struik zich telkens verjongen. Soms, als de struik te dicht dreigt te worden, neem je bij de grond hele gesteltakken weg. Dikwijls zullen dat de oudste en de dikste zijn. Geen nood, de struik zal z’n schade snel inhalen. De lange jonge scheuten die overblijven kort je niet in. Je kunt ze beter waaiervormig uitbuigen en zo aan de steun vastbinden. Uitgebogen rozenranken geven niet alleen een fraaie vorm aan de struik, ze bloeien ook het uitbundigst. Bind de ranken losjes aan de steun door met stevige geplastificeerde binddraad een lus te vormen, zo dat de draad de rank niet afsnoert wanneer hij dikker wordt.
  • Moschatahybriden of muskusrozen. Na de winter worden alleen de trossen waaraan de bottels zaten weggesnoeid. De planten komen erg vroeg in bloei. Snij de uitgebloeide trossen weg tot half september. Die van na half september laat je aan de struik. Zij schenken attractieve bottels die tot in de winter aan de struiken blijven. Takken die reeds twee jaar na elkaar gebloeid hebben, worden tot tegen de grond, of tot op een stevige zijscheut weggesnoeid.
  • Bodembedekkende rozen worden elke drie jaar teruggesnoeid en vormen dan nieuwe sterke takken. Bodembedekkende rozen kunnen met een heggenschaar geknipt worden. Dat spaart tijd en maakt deze rozen geschikt voor grote partijen en taludbeplanting.
    Snijd valse scheuten met lichtgekleurd en fijner blad altijd onmiddellijk weg, welke rozelaar het ook betreft. Valse scheuten komen van onder de oculatieplaats, bij gewone rozen vanuit de grond, bij stamrozen vanuit de grond en uit de onderstam. Het zijn scheuten van de onderstam, de wilde rozelaar waarop in de kwekerij de oogstekken van de cultuurvariëteit werden gezet.
  • Stamrozen bestaan uit twee delen: een stevige onderstam van ongeveer 1 m hoog en een kroon. De kroon is een theehybride, een polyantharoos, een floribunda- of een muskusroos die op een stam is geoculeerd en die net zo gesnoeid wordt als de gewone variëteit. Aan de stam zelf wordt uiteraard niet gesnoeid. Wel kunnen op de stam en op de wortels ‘valse scheuten’ ontstaan, dat zijn uitlopers van de wilde roos die de gewortelde onderstam van de stamroos levert.
  • Bij een treurroos is een klimroos op een onderstam van ongeveer 150 cm geoculeerd. Bij een treurroos neem je elk jaar ongeveer een derde tot de helft van de oudste takken weg die uit de oculatieplaats komen. In feite snoei de afhangende kroon op dezelfde manier als een klimroos.
p

Bekijk ook onze filmpjes over dit onderwerp