Er zijn twee grote groepen in de treurbomen:
- Met doorgaande harttak (vb. de groene treurbeuk): zij kunnen echt doorgroeien tot hoge bomen met een centrale stam en takken en twijgen die sierlijk doorhangen.
- Zonder doorgaande harttak: deze bomen worden op een bepaalde hoogte geënt (150 cm; 180 cm; 200 cm 220 cm; 250 cm; 300 cm) (vb: treurhazelaar). De takken hangen dan vanaf deze geënte hoogte naar beneden. Hij zal enkel de kruin verder ontwikkelen maar geen hoogtegroei meer kennen.